What if safety matters to everyone?

Op het Ketelhuisplein staat het glazen paleis, thuisbasis van de Embassy of Safety. Een groot deel van de ambassade is ingeruimd voor het What if Lab. Het fenomeen What if Lab komt uit de koker van de Dutch Design Foundation en is inmiddels een veelgebruikte vorm bij allerlei organisaties en overheden om complexe vraagstukken bij de kop te pakken.

Embassy of Safety

Joost Broumels, projectmanager bij VNG Realisatie en medeorganisator van de ambassade: "In een What if Lab werken verschillende partijen samen: markt, overheid en ontwerpers. Ontwerpers kijken anders naar vraagstukken. En anders kijken brengt nieuwe inzichten om tot andere, onorthodoxe oplossingen te komen. Je weet van tevoren totaal niet wat eruit komt en dat is spannend. In dit What if lab werken drie partijen – telkens een alliantie van een overheidsorganisatie en een ontwerpstudio - aan een zelfgekozen vraagstuk op het gebied van veiligheid en ondermijning dat ook op landelijk niveau speelt. Bezoekers van de Dutch Design Week die een kijkje komen nemen worden uitgenodigd om mee te denken."

What if digital safety matters?

Gemeente Haarlem, het Landelijk Meldpunt Internetoplichting (LMIO) en designcollectief Extra Practice stellen zich de vraag: what if digital safety matters?

Designer Emma: "Er is een daling in misdaad, maar een stijging in cybercrime. Dat is niet zichtbaar, maar wel ingrijpend. Meer dan 1000 Haarlemmers per jaar doen melding van aan- en verkoopfraude. Verkoopfraude is: leveren, maar niet betaald krijgen. Aankoopfraude is: betalen, maar niet geleverd krijgen. De meeste fraude komt voor bij aankoop. Marktplaats is de grootste 'crimescene'. Maar denk ook aan de zogenaamde decemberwebwinkels die rond de feestdagen allerlei fantastische aanbiedingen hebben die achteraf niet zo fantastisch blijken. Natuurlijk zijn er allerlei red flags: gekke url's, letterlijke vertalingen uit het Engels ('hete actie!'), enzovoort. En natuurlijk denken we allemaal dat het ons niet overkomt. Maar het gemiddelde slachtoffer is niet een oud omaatje, maar een 38 jarige man!"

Landelijk gaat het inmiddels om meer dan 50.000 meldingen per jaar. De politie heeft al een mooi digitaal aangiftesysteem: algoritmes filteren bijvoorbeeld op eerdere meldingen. Er is ook wel degelijk opsporing, maar er zit maar een beperkt aantal mensen op dit thema. Een belangrijke kanttekening: feitelijk gaat het hier niet om cybercrime. Emma: "Hacken is cybercrime. Dit is horizontale criminaliteit. Burgers doen immers zelf mee aan de transacties. Het is niet zo dat jij braaf achter je computer zit en aangevallen wordt. Jij wilt immers kopen!"

Waarom gaat het fout ondanks al die red flags? Is er te weinig informatie? Zijn we naïef? Is op de hoogte zijn niet genoeg? Zijn er dieper liggende drijfveren waarom we ons vertrouwen zo makkelijk weggeven? Dat is de vraag van de designers.

Om de vraag te doorgronden ontleedt Emma het begrip online shopping. "Dat zijn twee fenomenen: online en shopping. Eerst online. Veiligheid heeft met gevoel te maken. In een donker steegje waan je je niet veilig, achter je computer wel. Heeft het ontwerp van de computer invloed op je gevoel van veiligheid? En dan shopping. Shoppers hebben verschillende profielen: de een gaat voor snel, de ander voor makkelijk, goedkoop, nieuw, origineel, of een specifiek merk. Daar kun je als boef op inspelen, bijvoorbeeld door een hoge korting te beloven, of de gevoeligheid voor een bepaald merk aan te wakkeren. Zodat de koper met z'n hoofd bij het product zit in plaats van bij de red flag. Onze vraag was uiteindelijk: hoe neem je verantwoordelijkheid en grip op je eigen online shopgedrag en word je minder blind voor fraude. Met therapie: Experimental Rehab for Online Byers, oftwel E-ROB.

Emma en haar medeontwerpers hebben een aantal tools gemaakt die zijn ingezet om het gesprek met mensen aan te gaan. Bijvoorbeeld een vending machine die je op een frauduleuze manier iets wil verkopen. Bezoekers konden met hun telefoon een QR-code scannen van een product dat ze wilden kopen. De speciaal gebouwde chatbot werd er gedurende de week steeds beter in getraind – op basis van de input van bezoekers – om de boel op te lichten. Bezoekers werden ook gevraagd om een eigen oplichtingsplan te maken, om hun gevoeligheden in kaart te brengen. Wat eind van de week duidelijk was, is dat het niet zozeer gaat om bewustzijn van de red flags, maar meer om het algemene bewustzijn dat er nu eenmaal een risico zit aan het op afstand kopen. En dat er een mindshift nodig is van 'dit overkomt mij niet' naar 'dit zou mij kunnen overkomen'. Bewustwording is dus belangrijker dan wijzen op de risico's. Emma: "En wij hebben er ook van geleerd dat fysieke, offline interactie – bijvoorbeeld via de vending machine - op een online fenomeen goed werkt om waardevolle input op te halen. We gaan nu verder nadenken hoe kunnen we dit kunnen toepassen voor Haarlem.

What If buurtbewoners bijdragen om georganiseerde misdaad te bestrijden?

We are Social Rebels en gemeente Maastricht duiken in de wereld achter het pilletje. Hoe krijg je buurtbewoners zover dat ze iets doorgeven als ze een 'niet pluis-gevoel' hebben en daarmee bijdragen aan bestrijden van ondermijnende misdaad in de wijk?

Ontwerper Eva de Bruijn schetst eerst het vraagstuk van ondermijning. "Bij ondermijning is er sprake van misbruik van de systemen en diensten van de bovenwereld. Zoals vaak het geval is bij mensenhandel en drugscriminaliteit. Nog een belangrijk kenmerk: het nestelt zich vaak in de eigen buurt en neemt kwetsbare personen mee. Vaak wordt het topdown aangepakt. Maar wat als buurtbewoners signalen van ondermijning herkennen en doorgeven? Bijna iedereen herkent het wel, 'winkels' met snel wisselende eigenaren of de kapper waar pizza's in en uitgaan. En niemand die er melding van maakt."

De ontwerpers hebben zich goed ingelezen in de theorie. "Er zijn drie voorwaarden voor criminaliteit: motivatie, wil en mogelijkheid. Wij zetten met ons lab vooral in op 'mogelijkheid'. Maar we zijn niet voor niets een social design bureau in Eindhoven, dus gaan we vooral de straat op, met mensen in gesprek." Dus dat is precies wat er in het What If Lab gebeurde. "We hebben een aantal scenario's ontwikkeld: de pizzatent waar veel volk snel en in- en uitgaat, de bijstandsmoeder met wietzolder en de vijftienjarige die koerier wordt. We vroegen het publiek: zou je dit slikken of klikken? En wanneer meld je het bij de politie? Uit de reacties van bezoekers blijkt dat mensen alleen melden als ze er zelf overlast van hebben of zich betrokken voelen. En ze moeten niet alleen een vermoeden hebben, maar het zeker weten; ook dat het slachtoffer goed geholpen wordt."

Een aantal zaken speelt een rol bij die terughoudendheid. Onvoldoende vertrouwen in overheid en politie, angst voor de lokale drugsbaron, normalisering (of verheerlijking): iedereen rookt toch weleens een jointje (focus op het incident in plaats van het achterliggende systeem) en morele bezwaren (geen verklikker zijn).

De ontwerpvraag die hieruit voortkomt is: hoe kunnen we de sfeer in de wijk verbeteren en het verantwoordelijkheidsgevoel voor de wijk stimuleren? Door 'sociale herovering van de wijk'. Dat kan op allerlei manieren: van een koffiehoek in de AH tot het Buurtcontract zoals Eindhoven dat al kent. Maar ook nieuwe zaken bedenken, zoals een pop-up-bus om de wijken in te trekken of een Ondermijningsbus in de carnavalsoptocht. Allemaal om mensen op een zachte manier verantwoordelijk te maken voor hun buurt. En bovendien krijgt de gemeente hiermee een gezicht in de wijk; we zijn geen grote enge organisatie. We willen prototypes maken van de tools die we willen inzetten zodat mensen zich er echt een beeld van kunnen gaan vormen.

Wat if you could proudly say you visit sex workers?

"Wie gaat er weleens naar een sekswerker", vraagt Gordon Tiemstra van designbureau Afdeling BZ aan het publiek. Niemand natuurlijk. En daar zit een probleem en taboe.

Dus is decriminalisering en misstanden bovenhalen lastig. Samen met Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) Limburg, politie, OM en de Kmar onderzoeken de designers hoe de beeldvorming en het gedrag ten aanzien van 'onvrijwillige' sekswerkers veranderd kan worden, zodat het voor mensenhandelaren een stuk lastiger is om hun geld te verdienen met uitbuiting. "We willen prostitutie en ondermijning daarbinnen, aanpakken. Het vraagstuk zit aan alle kanten op slot: klanten willen niet melden, prostituees staan onder hoge druk, pooiers willen hun verdienmodel niet verliezen. Er is voor al die groepen geen belang om mee te werken. Wij willen dat kleine puzzelstukje vinden waarmee we een ingang in het vraagstuk vinden. Dat doen we door de beeldvorming rond sekswerkers proberen te veranderen; als je het normaliseert kun je makkelijker misstanden melden. Maar hoe doe je dat? Door het melden van misstanden eenvoudiger te maken, door helden te maken van melders, door de informatievoorzieningen te verbeteren?

Bijvoorbeeld door de snelle wip die in het lab stond opgesteld. 'Wippers' deden daarop een rollenspel. Aan de ene kant de klant, aan de andere kant de sekswerker. Ook was er een wand vol stellingen waar bezoekers op konden reageren. Over het algemeen bleek het DDW-publiek niet negatief te staan tegenover prostitutie, al leek men niet erg genegen om hun dochters naar de aangeboden mbo-zorgopleiding sekswerker te sturen. Voor de meeste bezoekers is het prostitutie een ver-van-hun-bed-show. En of dat nou naar waarheid is of niet, dat maakt het nog lastiger om klanten aan het praten te krijgen over misstanden die zij zien." Maar ontwerpers zouden geen ontwerpers zijn als ze niet met een creatief idee zouden komen. "We focussen heel erg op de negatieve aspecten van prostitutie, zoals mensenhandel, terwijl we weten dat de mensen die ermee te maken hebben geen belang hebben om te melden. Laten we het 'omdenken' en het positieve benaderen. Bijvoorbeeld met een keurmerk (niet iedereen vindt dit woord even smaakvol) voor 'goede seks'.

Bijvoorbeeld in samenwerking met de bestaande belangenverenigingen. En met de sekswerkers zelf natuurlijk; er moet voor hen wel voordeel aan zitten. Ons doel voor na DDW is om een realistisch experiment op te zetten. Hoe kan zo'n keurmerk eruitzien en hoe moet het aansluiten op de mogelijkheden van het RIEC (zij moeten er immers mee werken)? We kunnen dan starten met een pilot in één bordeel en van daaruit het netwerk uitbreiden. Wie doet er mee?"