Met de Wet wijziging woonplaatsbeginsel gaat onder meer de financiering voor jeugdzorg veranderen. Gemeenten bereiden zich hier nu al op voor, want het is een majeure administratieve operatie, vooral als er sprake is van jeugdzorg met verblijf.

Door: Marieke Vos

Onder de huidige Jeugdwet betaalt de gemeente waar de gezagdrager van een jongere woont de jeugdhulp aan die jongere. Dat gaat veranderen met de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel: dan betaalt de gemeente waar de jongere stond ingeschreven toen het zorgtraject met verblijf werd gestart. Ook als de jongere later naar bijvoorbeeld een instelling in een andere gemeente verhuist. Bij ambulante jeugdzorg is niet meer bepalend waar de gezagdrager woont, maar waar de jongere zelf woont.

Weeffout in de wet

Voor gemeenten die instellingen binnen hun grenzen hebben is dit een logische oplossing. Bela Lubberhuizen, senior Jeugd en Onderwijs bij de gemeente Voorst: "We zijn een relatief kleine plattelandsgemeente met een instelling waar veel voogdijkinderen verblijven. De kinderen worden uit het hele land in deze instelling geplaatst. In 2015, bij de start van de decentralisatie van de jeugdzorg, hadden we snel door dat dit een behoorlijke druk legde op onze financiële middelen. We hebben hierover aan de bel getrokken bij de VNG en het ministerie van VWS, wat onder meer leidde tot verschillende compensatieregelingen." De gemeente maakt gebruik van die regelingen, maar is blij dat deze situatie nu met de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel wordt aangepast. "We zien het als een weeffout in de wet, die met het nieuwe woonplaatsbeginsel wordt opgelost." Een belangrijke reden voor de aanpassing is dat verondersteld wordt dat als gemeenten verantwoordelijk zijn en blijven voor de jeugdzorg aan hun inwoners, ze meer inzetten op een integrale behandeling en preventie. En waar mogelijk ook op een terugkeer van een kind naar zijn of haar gezin. "Gemeenten kunnen dan veel gerichter aan de slag met het toekomstperspectief van een kind," zegt Lubberhuizen.

Forse administratieve operatie

De wijziging van het woonplaatsbeginsel is een jaar uitgesteld, wegens de coronacrisis en de impact daarvan op gemeenten en aanbieders van jeugdhulp. Het gaat nu in op 1 januari 2022. Toch is het belangrijk dat gemeenten al met de voorbereidingen aan de slag gaan. "De continuïteit van de jeugdzorg mag niet in het geding komen. Als gemeenten deze administratieve overdracht goed doen, dan gaan de jongeren en hun ouders en verzorgers er niets van merken. Om dat te bereiken, moeten gemeenten er nu mee aan de slag," zegt Truus Vernhout, projectleider van de landelijke implementatie van het woonplaatsbeginsel.

Het is een forse administratieve operatie om het woonplaatsbeginsel goed in te voeren. Voor jeugdhulp met verblijf is de eerste stap om inzichtelijk te krijgen waar de jongere stond ingeschreven toen het zorgtraject werd gestart. Dat blijkt in de praktijk niet eenvoudig. Voor deze groep gaat het in de gemeente Amsterdam om ongeveer 1.500 jongeren, vertelt Tjalling de Vries, teammanager afdeling Jeugd in de gemeente Amsterdam: "Van die groep gaan naar verwachting zo'n 250 jongeren van financierende gemeente wisselen als het woonplaatsbeginsel wordt ingevoerd. Daarnaast zijn er jongeren die bij ons stonden ingeschreven toen hun zorgtraject begon en die nu in een andere gemeente verblijven.

En dan zijn er ook nog de wisselingen voor de jongeren die ambulante jeugdzorg krijgen."

Vijf FTE drie maanden aan het werk

Amsterdam wil de jongeren waar het om gaat zo snel mogelijk in kaart brengen en is daar met een projectteam mee begonnen, waar René Kars lid van is: "We brengen nu eerst in kaart om welke jongeren het gaat die binnen onze gemeente jeugdzorg met verblijf krijgen. Dat is best lastig, omdat we in onze afspraken met zorgaanbieders niet hebben gevraagd om verblijf apart te registreren." De gemeente becijferde dat als ze dit voor alle 1.500 kinderen handmatig zou uitzoeken, ze daar voor drie maanden lang 5 FTE nodig zou hebben. "Daar schrokken we natuurlijk enorm van. We hebben nu gekozen voor een aanpak met wat we 'slimme oplossingen' noemen. We kijken bijvoorbeeld in de BRP of een kind is geboren in Amsterdam en nooit is verhuisd, want dan kunnen we ervan uitgaan dat dat kind onder de Amsterdamse verantwoordelijkheid blijft vallen," vertelt De Vries. Met dit soort oplossingen verkleint de gemeente de groep jongeren, zodat een kleiner deel overblijft waarvoor zij en/of de zorgaanbieders handmatig het dossier moet doornemen om erachter te komen welke gemeente straks verantwoordelijk is voor de jeugdzorg.

Tijdig beginnen

De gemeente Amsterdam werkt met een multidisciplinair team om de invoering van het woonplaatsbeginsel straks goed te kunnen doen. In dat team zitten onder meer mensen van de afdeling Jeugd, de IT-afdeling, inkoop, administratie en communicatie. Het zoekt oplossingen in het zoveel mogelijk automatiseren van het in kaart brengen van de jongeren, zoals met de check op de BRP. Bij de gemeente Voorst gaat het om ongeveer 50 kinderen waarvoor een andere gemeente straks de jeugdzorg moet betalen, zegt Lubberhuizen. De gemeente Voorst heeft voor de kinderen die op dit moment bij de instelling verblijven, gekeken of volgens de richtlijnen van het nieuwe woonplaatsbeginsel de oorspronkelijke gemeente is te herleiden. Deze eerste vingeroefening is positief verlopen, vertelt ze: "We hebben de verhuisbewegingen van de kinderen afgezet tegen de verhuisbewegingen van hun ouders en dan kom je op een adres waar beiden aanwezig waren. Dit is voor voogdijkinderen een relatief snelle manier om te zoeken. Een collega van ons kreeg de rechten om dit in de BRP te bekijken. Dat kostte maximaal een kwartier per cliënt."

De tijdsinvestering in een gemeente als Voorst mag niet zo groot lijken, het is wel belangrijk dat een gemeente tijdig begint met het in kaart brengen van de jongeren die het woonplaatsbeginsel straks raakt, stelt Lubberhuizen. De Vries benadrukt dat ook: "Je moet een aantal disciplines bij elkaar zetten en goed nadenken over wat de beste oplossing is voor jouw gemeente om dit goed te kunnen doen. Het is hoe dan ook veel werk."

Goede overdracht

De inspanningen van de gemeenten Voorst en Amsterdam richten zich nu vooral op het in kaart brengen van de kinderen waar het woonplaatsbeginsel straks op van toepassing is. Daarna komt de volgende stap: een goede overdacht. Het is immers de bedoeling dat de kinderen waarom het gaat straks geen last hebben van de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel. Hun zorg mag niet stoppen omdat onduidelijk is welke gemeente de rekening moet betalen. Ook dat moet nu voorbereid worden, zeggen Vernhout, Lubberhuizen, De Vries en Kars. Hier ligt een taak voor het landelijke projectteam dat de invoering van het woonplaatsbeginsel ondersteunt. Lubberhuizen stelt voor om heldere afspraken te maken tussen gemeenten onderling, over een soepel werkproces voor de overdracht en wat er gebeurt als er onduidelijkheid is. Daarbij denken Lubberhuizen en De Vries bijvoorbeeld aan een onafhankelijke geschillencommissie met een korte doorlooptijd. "De zorg aan een kind mag niet in gevaar komen als we er als gemeenten niet uitkomen wie de jeugdhulp moet betalen." De Vries vraagt ook aandacht voor de zorgaanbieders: "Het is niet de bedoeling dat de administratieve lasten bij hen toenemen. Zij hebben niet de capaciteit om, naast het verlenen van zorg, intensief uitzoekwerk voor gemeenten te doen".

Voorkom wirwar aan contracten

Zorgaanbieders zullen na de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel contracten moeten afsluiten met gemeenten die vanaf dat moment de jeugdhulp vergoeden. Een risico is dat dit leidt tot onderhandelingen over bestaande zorg en daardoor mogelijk een onderbreking van de zorg. "Er moeten heldere landelijke afspraken komen over hoe gemeenten omgaan met de bepaling in de wet dat de huidige zorg tot een jaar wordt gecontinueerd onder dezelfde voorwaarden, zodat zorgaanbieders duidelijkheid hebben," bepleit De Vries. Ook zijn afspraken nodig die voorkomen dat er een wirwar aan contracten ontstaat, zegt Kars: "Het wordt een flinke klus om met een paar honderd nieuwe instanties een contract af te sluiten. Dat gaat wel gebeuren, we voorzien nu al een toename van nieuwe aanbieders. Het zou ons enorm helpen als daar eenduidige afspraken over worden gemaakt. We krijgen bijvoorbeeld te maken met afwijkende tariefafspraken, andere productdefinities en verschillende budgetplafonds. Dat is iets waar het landelijke projectteam een rol bij kan spelen."

Sleutelrol voor communicatie

Tot slot benadrukken de geïnterviewden het belang van goede communicatie. Die moet helder zijn naar alle betrokkenen. Vernhout: "We willen voorkomen dat alle gemeenten los van elkaar communiceren met een boodschap die niet gelijk is. Daarmee creëren we onnodige onrust bij een toch al kwetsbare doelgroep." Het landelijke projectteam gaat gemeenten hierbij ondersteunen en het Ketenbureau i-Sociaal Domein faciliteert hierin. Onder meer met een webpagina en een community waarin leden van de Groep woonplaatsbeginsel ervaringen kunnen uitwisselen en vragen kunnen stellen.

Landelijke ondersteuning

De projectorganisatie 'implementatie woonplaatsbeginsel jeugd' ondersteunt gemeenten en zorgaanbieders bij een goede invoering van het woonplaatsbeginsel. In het projectteam zijn de volgende partijen vertegenwoordigd: VNG, ministerie van VWS, Jeugdzorg Nederland, VGN, de Nederlandse GGZ en Ketenbureau i-Sociaal Domein.

Op de website van het Ketenbureau vindt u meer informatie in de groep woonplaatsbeginsel Jeugdwet. U vindt hier onder meer een routekaart waarin staat wanneer gemeenten en zorgaanbieders idealiter activiteiten rondom de implementatie kunnen oppakken en welke ondersteuning u van het projectteam kunt verwachten.

Als klankbordgroep voor het projectteam is afgelopen zomer de referentiegroep 'implementatie woonplaatsbeginsel' gestart. Hierin denken gemeenten, zorgaanbieders, gecertificeerde instellingen en softwareleveranciers mee over de gewenste landelijke begeleiding en oplossingen voor de invoering van het woonplaatsbeginsel.

De in dit artikel geïnterviewde gemeenten (Amsterdam en Voorst) maken deel uit van een koplopersgroep die hun ervaringen delen met het veld. Bent u ook al enige tijd bezig met de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel? Dan komt het projectteam graag in contact met u.