De gemeente waar een jongere staat ingeschreven, wordt verantwoordelijk voor de jeugdzorg die deze jongere krijgt. En betaalt de rekening. Het nieuwe woonplaatsbeginsel maakt een einde aan de onduidelijkheid die er nu soms toe leidt dat jongeren lang op zorg moeten wachten.

Door: Marieke Vos

Op 1 januari 2021 wordt het nieuwe woonplaatsbeginsel ingevoerd. Het moet meer duidelijkheid bieden aan gemeenten, zorgaanbieders en cliënten over welke gemeente jeugdhulp vergoed. Op dit moment is dat de gemeente waar de gezagsdrager van een cliënt staat ingeschreven. Dat levert vaak onduidelijkheid op. Vaak moet hiervoor het gezagsregister geraadpleegd worden. Dit is tijdrovend en specialistisch werk. Verder zijn er vaak wijzigingen van de woonplaats tijdens een hulpverleningstraject, omdat gezagdragers verhuizen of het gezag verliezen. Hierdoor wordt een andere gemeente verantwoordelijk tijdens een lopend hulpverleningstraject. Dit leidt ertoe dat jongeren soms lang moeten wachten op zorg, omdat onduidelijk is welke gemeente die zorg vergoedt. Of een zorgaanbieder krijgt facturen voor verleende zorg niet betaald, omdat de gezagsdrager niet in de gemeente stond geregistreerd. Waarna de zorgverlener zelf moet uitzoeken naar welke gemeente de factuur dan wel kan.

"Deze onduidelijkheid leidt tot problemen voor jongeren, zorgaanbieders en gemeenten. Ik kom zelf uit de gemeente Bunnik, daar was in 2018 een begrotingstekort van 8 ton door hoge kosten van de jeugdzorg en daardoor moest de muziekschool dicht. In dat soort situaties gaan gemeenten wachten tot duidelijk is wie de zorg moet vergoeden, waardoor jongeren niet worden geholpen of zorgaanbieders wel zorg verlenen, maar bijna failliet gaan omdat ze die zorg niet vergoed krijgen. De Tweede Kamer en het ministerie zagen dit probleem en daarom is de Jeugdwet inmiddels gewijzigd en is er per 1 januari 2021 een nieuw woonplaatsbeginsel," vertelt Hans van der Velden, landelijk projectleider implementatie Woonplaatsbeginsel Jeugdwet van het Ketenbureau i-Sociaal Domein.

Stimuleren van preventie

Het nieuwe woonplaatsbeginsel bepaalt dat de gemeente waar de jeugdige staat ingeschreven in de basisregistratie personen (BRP) verantwoordelijk is voor de jeugdzorg en deze vergoed. Bij jeugdzorg waarvoor de jongere niet thuis woont (de zogeheten 'jeugdzorg met verblijf') is de gemeente verantwoordelijk waar de jongere bij aanvang van het zorgtraject stond ingeschreven. Dit moet leiden tot minder administratieve lasten en het sneller helpen van jongeren. Bovendien kan het preventie stimuleren. Geert Schipaanboord, coördinator Jeugd bij VNG Beleid: "Het is een beleidsdoel van de Jeugdwet dat hulp aan jongeren zo vroeg mogelijk wordt aangeboden, voordat problemen escaleren. En zoveel mogelijk in de eigen omgeving. Het liefst in het eigen gezin en als dat niet kan, in een kleinschalige instelling in de eigen gemeente. Omdat de gemeente waar de jongere staat ingeschreven als de zorg begint straks verantwoordelijk is en blijft, is de verwachting dat gemeenten meer gaan inzetten op preventie en hulp in de wijk." Hij nuanceert: "Het woonplaatsbeginsel kan nooit beleidsdoelen realiseren, maar het kan er wel voor zorgen dat de doelen in ieder geval niet worden tegenwerkt."

Complexe klus voor gemeenten

Gemeenten moeten voor de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel een aantal dingen doen. Ze moeten een overzicht krijgen van welke jongeren bij hun in het bevolkingsregister stonden ingeschreven, toen de zorg aan deze jongeren begon. Hans van der Velden: "Een jongere die bijvoorbeeld in Zeist in een instelling woont maar stond ingeschreven in Rotterdam voordat de behandeling begon, gaat administratief gezien terug naar Rotterdam. De jongere zelf merkt hier niets van, die blijft in Zeist. De gemeente Rotterdam gaat vanaf 1 januari 2021 betalen voor de jeugdzorg aan deze jongere." Dit uitzoekwerk kan behoorlijk complex zijn, vertelt hij: "Stel een jongere woonde met zijn ouders in Maastricht en hij verhuisde naar Zeist om daar bij zijn oma en opa pleegzorg te krijgen. Omdat aanvullende hulp nodig bleek, krijgt die jongere nu ambulante zorg in Bunnik. De zorgverlener in Bunnik neemt in dit geval contact op met de gemeente Zeist, maar onder het nieuwe woonplaatsbeginsel is de gemeente Maastricht verantwoordelijk. Daar moet dus de rekening van de zorgverlener naartoe en de gemeente Zeist moet de zorgverlener daarop wijzen."

Het is een complexe puzzel waar gemeenten de komende maanden voor staan en daarom gaat het Ketenbureau i-Sociaal Domein, samen met VNG, VWS en brancheorganisaties in de zorg, hen daarbij ondersteunen. Met onder andere een migratievoorziening die helpt de gemeente te bepalen welke jongeren gaan verhuizen en welke blijven zitten na invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel. En een toolbox met handreikingen voor gemeenten en zorgaanbieders. "Het komt straks voor dat een zorgaanbieder moet factureren aan een gemeente waar hij geen contract mee heeft. De zorg aan de jongere moet echter wel doorgaan, dus die rekening moet worden betaald. Daarom bieden we gemeenten een handreiking verkort contracteren en een modelovereenkomst, zodat die facturen straks snel kunnen worden betaald," zegt Hans van der Velden.

Winst door standaardisatie

Gemeenten hebben bij het nieuwe woonplaatsbeginsel een onderzoeks-, informatie- en betaalplicht. Ze stellen vast of zij verantwoordelijk zijn voor de geboden jeugdzorg en zo niet, welke andere gemeente dat is. Hierover communiceren ze met elkaar en met zorgaanbieders via de gestandaardiseerde berichtenuitwisseling in het sociaal domein (via het Gemeentelijk Gegevensknooppunt, het GGk). Voor het uitwisselen van informatie over de woonplaats van een jeugdige komt er een nieuw soort bericht, dat in april 2020 gepubliceerd wordt (dit is een uitbreiding van de iJw-standaarden). Het Ketenbureau ondersteunt leveranciers en zorgaanbieders ondersteunen bij de implementatie van dit bericht in hun software, zodat deze straks daadwerkelijk gebruikt kan worden in de communicatie.

Hans van der Velden: "Het is winst dat gemeenten het GGk gaan gebruiken voor het uitwisselen van deze informatie. Dat is een veilige manier van communiceren en de privacy van jongeren is erdoor geborgd. Ook vermindert het landelijk gebruik van dezelfde standaard naar verwachting administratieve lasten, iets waar wij als Ketenbureau structureel aan werken."

Alle inspanningen rond de invoering van het woonplaatsbeginsel zijn erop gericht om de overgang voor gemeenten en zorgaanbieders zo soepel mogelijk te laten verlopen. Met als doel dat de zorg aan jongeren niet wordt verstoord. Geert Schipaanboord besluit: "Jongeren blijven de zorg krijgen die ze al kregen."