Als een inwoner met een bijdrage uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) naar bijvoorbeeld een verpleeghuis gaat, dan wordt dat betaald uit de Wet langdurige zorg (Wlz) en kan vaak de Wmo-bijdrage stoppen. Maar hoe weet de gemeente dat op tijd? Daarvoor is er straks de dienst Wlz Signalen.

Door: Marieke Vos

Het is een gevolg van hoe versnipperd het sociaal domein in Nederland is georganiseerd: de verschillende potjes waaruit ondersteuning wordt gefinancierd en de partijen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Iemand die thuis woont en bijvoorbeeld huishoudelijke hulp nodig heeft, kan dat vergoed krijgen door de gemeente, vanuit de Wmo. Maar als die persoon naar een instelling gaat, dan krijgt hij of zij een Wlz-indicatie en kan de ondersteuning uit de Wmo (veelal) stoppen. Een gemeente krijgt nu geen signaal als een inwoner een Wlz-indicatie krijgt, met als gevolg dat soms vanuit de Wmo vergoedingen worden gegeven voor hulp die niet meer nodig is. De betrokken zorgaanbieder en de gemeente zullen dat dan achteraf verrekenen, wat leidt tot administratieve lasten en mogelijk onnodige Wmo-uitgaven. Die kun je vermijden als er een actueel inzicht is wanneer inwoners naar de Wlz gaan. Daarom werken het Ketenbureau i-Sociaal Domein, VNG Realisatie en het Inlichtingenbureau aan het verbeteren van de dienst 'Wlz-bevraging'. Het bestaande Wlz-register, waar gemeenten zelf in kunnen vinden of een inwoner een Wlz-indicatie heeft, wordt uitgebreid met een dienst waarmee gemeenten een signaal krijgen als een inwoner een Wlz-indicatie krijgt en verliest. Paul de Koning van het Inlichtingenbureau: "Wij geven met de vernieuwde dienst vanaf 1 juli gemeenten een signaal als er inwoners zijn met een nieuwe Wlz-indicatie. Doel van deze dienst is dat de gemeente dan contact opneemt met de zorgaanbieder, om te overleggen hoe ze deze inwoner het beste kunnen ondersteunen." Evert Dekkers, Ketenbureau i-Sociaal Domein, vult aan dat het niet de bedoeling is dat gemeenten zonder overleg de Wmo-bijdrage stoppen: "Het gaat erom dat de gemeente met de zorgaanbieder afspreekt wie verantwoordelijk wordt voor de geleverde zorg. We willen voorkomen dat inwoners zonder overleg zo maar zonder zorg komen te zitten."

Automatisch signaal

Vanaf 1 juli zal het Inlichtingenbureau elke nacht de bestanden die gemeenten aanleveren met de mutaties in hun Wmo-populatie vergelijken met het Wlz-register. Gemeenten leveren die bestanden aan via het Gegevensknooppunt, het Inlichtingenbureau geeft de gemeente een signaal als er overeenkomsten zijn. De gemeente kan dan een lijst downloaden waarop staat welke inwoners een nieuwe Wlz-indicatie hebben, met daarbij de ingangsdatum van de Wlz-indicatie. Dit is een tussenoplossing, vertelt De Koning: "Nu moeten gemeenten nog zelf die lijsten downloaden en in hun softwarepakket inlezen, aan het eind van dit jaar zal dit geautomatiseerd worden en zullen deze mutaties direct in de gemeentelijke systemen worden verwerkt." Reden voor de tussenoplossing is dat de IT-leveranciers pas eind van dit jaar tijd hebben om dit te realiseren. Dekkers: "Deze planning hebben we in goed overleg met hen besloten. Leveranciers zijn nu bezig om een paar grote wijzigingen in hun systemen door te voeren, zoals die voor de aanpassing van de Wmo en Jeugdwet en het Woonplaatsbeginsel. Daarna kunnen ze deze aanpassing voor de Wlz-bevraging doorvoeren." De inspanning die gemeenten moeten doen voor deze nieuwe dienst, zijn beperkt. De overzichten van hun Wmo-populatie die ze via het Gegevensknooppunt naar het Inlichtingenbureau moeten sturen, kunnen ze uit hun softwarepakket halen. Meer informatie over wat gemeenten moeten doen staat in de handreiking die hiervoor is uitgebracht (zie hieronder).

Dat, niet wat

Er is onder gemeenten veel animo voor deze nieuwe dienst, zeggen De Koning en Dekkers. Voor het webinar dat ze hier eind mei over hielden, hadden zich ruim 600 mensen aangemeld. De Koning: "Een vraag die we veel kregen tijdens het webinar en ook in onze voorbereidende gesprekken, is dat gemeenten ook graag willen weten welke zorg er vanuit de Wlz wordt geboden. Ze krijgen straks alleen een melding dat er een Wlz-indicatie is, niet wat er wordt verleend aan zorg." Als een gemeente weet welke zorg er geboden wordt, dan kan gerichter met de zorgaanbieder en de inwoner overlegd worden, zo is het idee. Maar deze 'wat'-informatie mag vanuit privacy-overwegingen niet geleverd worden. Dekkers: "Om die informatie wel te kunnen geven, moet de wettelijke basis worden verbreed op basis waarvan gemeenten handelen. Daarover overleggen we met het ministerie van VWS. Dit is wel iets dat misschien zal kunnen, maar niet op de korte termijn."

Een andere vraag van gemeenten is of ze ook per huishouden kunnen zien of er een Wlz-indicatie is. Sommige gemeenten verlenen Wmo-ondersteuning aan huishoudens in plaats van individuele inwoners, bijvoorbeeld huishoudelijke hulp. Het is natuurlijk niet de bedoeling dat die ondersteuning stopt als een lid van het huishouden een Wlz-indicatie krijgt, maar de rest van het huishouden thuis blijft wonen. De Koning: "Die informatie hebben we echter niet, omdat we de gegevens vergelijken op basis van het BSN. Niet op basis van huishouden. Ook hiervoor geldt dus dat gemeenten het signaal dat een inwoner een Wlz-indicatie heeft gekregen, moeten gebruiken om het gesprek aan te gaan met de zorgaanbieder en de inwoner zelf. Om samen te overleggen welke zorg nodig is."